Het verhaal van de in 1945 overlevende 20-jarige Ian A.H. Croad:
Bron: H.W. Poorterman "van bezetting naar bevrijding "

Ian A.H. Croad:
Nederland mijn tweede vaderland (bladzijde 42).

Zij, die de Tweede Wereldoorlog bewust hebben beleefd, zullen zich bij herhaling hebben afgevraagd als ze in de nachtelijke uren de geallieerde eskaders over hoorden vliegen en ook als ze bommenwerpers brandend neer zagen storten: wat moeten de jongens in die toestellen niet beleven, wat zullen ze soms verschrikkelijk bang moeten zijn.
Wij hebben, als een afronding over de geschiedenis van de luchtoorlog, zoals zich die hier heeft afgespeeld, in oktober 1976 een zeer uitvoerig gesprek gehad met Flight Sergeant I.A.H. Croad, bombaimer (bommenrichter) in dc Halifax bommenwerper, die op S januari 1945 aan de Raalterdijk in Haarle is neergestort en één van hen was, die zich per parachute wist te redden.
De heer Croad was in 1970 één van de drie eregasten van Nijverdal ter gelegenheid van de viering van dc 25-jarige bevrijdingsfeesten. Nu woont hij met zijn vrouw Madeleine in het Engelse dorp Lancing, gelegen in Sussex, niet ver van Brighton waar hij In die moderne badplaats een architectenbureau heeft. Hij heeft drie dochters. Hij behartigt de belangen voor Nederland van de R.A.F.E.S., de Royal Air Force Escaping Society: een organisatie van geallieerde vliegers, die in de oorlog

Deze Halifax - bommenwerper, terugkerend van een aanval op Hannover, stortte 5 januari 1945 in Haarle neer.


Einde bladzijde 42

in bezet gebied zijn geweest en aan krijgsgevangenschap zijn ontkomen, in veel gevallen door hulp van ondergrondse werkers of goedwillende burgers.
In de namiddag van vrijdag 5 januari 1945 steeg van het vliegveld Lissett in Yorkshire een Halifax bommenwerper op, behorend tot het 158e squadron van de R.A.F., de roepnaam was C voor Charley. Het was de elfde operationele vlucht van deze bemanning, die in mei 1944 bijeen gebracht was. Doel van de vlucht was: Hannover. Het toestel C voor Charley maakte deel uit van de eerste van twee aanvallen, die in de nacht van 5 op 6 januari op Hannover zouden worden uitgevoerd en waaraan in totaal 340 Halifax bommenwerpers, 310 Lancasters en 14 Mosquito's opgestegen vanuit Engeland deel zouden nemen. De verliezen waren tegen het eind van de oorlog aanmerkelijk verminderd, maar deze nacht gingen meer toestellen verloren dan gemiddeld tijdens dergelijke vluchten. 23 Halifax- en 8 Lancastertoestellen keerden niet terug. Een verlies van 31 van de in totaal 646 ingezette vliegtuigen. Het was een koude avond, er lag een sneeuwdek over zowel Engeland, Duitsland als Nederland. Zeven mannen zaten in het toestel dat op weg ging naar Hannover, jonge kerels nog. De oudste was de piloot, de 25-jarige gehuwde Flight Lieutenant A. Elliott. De overigen waren sergeant-majoor: A. Norris, navigator, 21 jaar; I.A.H. Croad, Bomb Aimer, 20 jaar; P. Watson, Wireless Operator, 19 jaar; W.B. Morton, Engineer, 18 jaar; D. Mac. Mahon, Mid Upper Gunner, 20 jaar en R. Dickson, Rear Gunner, 23 jaar. Hij was dus de staartschutter. Deze bemanning had een uitstekende training achter de rug die deels twee jaar had geduurd en al naar gelang de taak die men kreeg, had plaatsgevonden in Engeland, Canada of Zuid Afrika. Ian Croad was in 1942 ( I8 jaar) bij de R.A.F. gekomen, had zijn opleiding genoten in Zuid Afrika en maakte in 1944 zijn eerste echte vlucht boven vijandelijk gebied. Hij vertelde ons:
'Onze opleiding was zodanig geweest, dal we tijdens de operationele vluchten precies wisten wat we te doen hadden. Het was meer of we na een gedegen training een wedstrijd moesten spelen: we wisten hoe het gaan zou. Natuurlijk was er wel eens een zekere angst, vooral als je zag



Einde bladzijde 43

hoe het afweergeschut schoot op toestellen die voor je vlogen: op meer clan 15 kilometer afstand kon je het zien. Ook dat er toestellen neergeschoten werden. Maar voor echte angst had je geen tijd. We dachten ook niet over schuld. zoals later wel eens werd gevraagd. We waren er niet op uit om burgers te doden, het was een job waarvoor we opgeleid waren om er aan mee te werken, dat er zo gauw mogelijk een eind aan de oorlog zou komen. Ik heb nooit wraakgevoelens gehad over wat er plaats had gevonden op Engelse steden. Bovendien, we deden het niet als individu, maar als bemanning, als groep.

Gladys, weduwe van Alex Elliott In de zomer van 1975 bezocht Mrs. Gladys Elliott, woonachtig in Canada, voor het eerst het graf van haar in Hellendoorn begraven man.

We bereikten Hannover. Het bombardement vond plaats op het punt dat door de z.g. 'Padvinders' gemarkeerd was. Er gebeurde niets bijzonders. Tot we op de terugweg werden aangevallen door een Duitse nachtjager. Ons vliegtuig werd beschadigd en we vielen uit de groep terug. Het werd duidelijk, dat we het moeilijk zouden krijgen. Onze commandant Elliott besloot dat we zouden trachten bevrijd gebied te bereiken, waarbij we aan Frankrijk of Zuid-Nederland dachten. Ik kreeg opdracht dit de staartschutter te zeggen. Toen ik dat had gedaan en op terugweg was naar de cockpit, volgde, 2O minuten na de eerste aanval, de tweede. Toen was het in feite gebeurd met ons, want hoewel er wonderlijk genoeg niemand getroffen werd, was de radio uitgevallen, de radar ook en bovendien waren drie



De bemanning van de Halifax-bommenwerper, die op 5 januarie 1945 aan de Raalterdijk in Haarle neerstortte. Staande van links naar rechts: P. Watson; Don Mac. Mahon; Ralph Dickson; William Blyth Marton. Voorgrond: Ian A.H. Croad; Alec Elliott (commandant); Mick A. Norris.

Einde bladzijde 44

motoren uitgeschakeld: alleen de meest linkse draaide nog. Het was ons op dat moment niet duidelijk, waar we ons bevonden. Toen gaf F/Lt Elliott opdracht uit het toestel te springen terwijl we nog op een hoogte waren van 15.000 voet, dat is ongeveer 5000 meter. Die opdracht hoorden we allen, met uitzondering van Dickson, die achterin in het vliegtuig zat. Die is voor in het vliegtuig gekomen (toen het nog juist kon) en gesprongen. Het was een soort ongeschreven wet, dat de commandant het laatst springt: Elliott heeft gewacht, tot Dickson gesprongen was. Dickson was onmiddellijk, nadat zijn parachute zich geopend had, aan de grond. Elliott had kunnen springen, maar heeft gewacht tot iedereen het brandende toestel verlaten had. Toen hij gesprongen is, was het voor hem te laat. Een ware leider had zich opgeofferd. Dicht bij het neergestorte vliegtuig werd hij gevonden met een half geopende parachute, zoals het proces-verbaal vermeldde. Dat alles hoorde ik later pas. Norris is het eerst gesprongen, hij is een heel eind gevallen voor hij de parachute open kreeg. Hij is nl. linkshandig en heeft automatisch geprobeerd met de linkerhand de ring te grijpen om de parachute open te trekken. Tot hij besefte dat deze rechts zit. Hij landde bij de Nederlandse Stoom Blekerij ter hoogte van de Blokkendijk en werd meteen krijgsgevangen genomen. Als tweede moest ik springen; na mij Watson, die in Haarle is ondergedoken, gamen met Dickson, die het laatst sprong: ze hebben elkaar op de één of andere manier gevonden en vonden beiden een goed onderkomen bij de fam. Rensen in Haarle. William Morton, de 18-jarige Schot, kwam in een boom te hangen op de Nijverdalse Berg: toen hij op de grond viel heeft hij zijn enkel geblesseerd. Hij kwam terecht bij een geëvacueerde familie in een huisje aan de Bonteweg: daar kreeg hij contact met de Nijverdaller Wim Wolterink, die hem samen met zijn verloofde, mej. Teesselink, (z'n latere vrouw) heeft vervoerd. Hij is in Njjverdal ondergedoken geweest bij dc families J.H.G. Geurtse, W. Aaltink, F. Teesselink en J.H. Poorterman. Enkele dagen voor de bevrijding is hij naar Rijssen gebracht.


De Sgt. D. Mc. Mahon was minder gelukkig: hij probeerde onder te duiken, maar de mensen waar hij aanklopte durfden hem niet te helpen of wilden dat niet: hij is °aangebracht' en door de Duitsers opgepakt. En Ik zelf? Daar hing Ik dan aan de parachute. Hel was een maanheldere avond. Het klinkt misschien ongeloofwaardig, maar ik had het niet koud. Ik was trouwens goed gekleed. Vijftien minuten duurde het voor ik landde: het was onwezenlijk stil. Toen viel ik op de grond. Ik had geen idee waar ik was, alleen dat Ik ergens in Europa was en dat Europa voor een groot deel nog door de Duitsers was bezet. Het was dus Nijverdal waar ik geland was. Dicht bij een station, dicht bij een spoorlijn, naast een soort bungalow met een tuin. Ik heb mijn parachute en ander overtollig materiaal weggestopt onder een struik, heb de richting bepaald en toen ben Ik beginnen te lopen in zuidelijke richting, op weg naar de vrijheid. Ik passeerde Holten en zag op mijn vluchtmap dat er zowel in Nederland als in het Roergebied een dorp Holten was. Ik zag ook een bod waarop stond "Rijwielpad", maar kon deze plaatsnaam niet terugvinden op mijn kaart...Tot Harfsen bij Zutphen heb ik gelopen: daar ben ik in een hooiberg gekropen. Het was 's morgens half zes. Die avond van 6 januari '45 ben ik naar een boerderij gegaan, ik heb er aangeklopt toen Ik een vrouw hoorde zingen. Er kwam een man aan de deur, ik zei: "Ik bin English". Hij ging naar binnen. deed de deur dicht, trok een jas aan en zei: "Kom". Hij nam me mee naar een andere boerderij en sprak onderweg geen woord. In die boerderij waren wel 10 tot 15 onderduikers, ze spraken geen van allen Engels, maar de vrouw des huizes gaf me wel havermout: drie borden heb Ik opgegeten. Het leek of ik uitgehongerd was. Toen

Einde bladzijde 45

kwam iemand met een illegale werker uit Zutphen, Peter Jongens was zijn naam. Hij vertrouwde mij niet en Ik vertrouwde hem eerst niet erg. Hij deed niets dan vragen stellen, tot hij zeker was van zijn zaak. Toen was het ijs gebroken. Op de fiets ben ik naar de Deventerveg in Zutphen gebracht, daar ben Ik ondergedoken tot aan de bevrijding.
Inmiddels hadden m'n ouders, woonachtig op het eiland Wight, bericht ontvangen over mijn vermissing. Toen de jongen met het telegram kwam, wist mijn vader het: er is wat met Ian. Er stond in: 'vermist, vermoedelijk gedood'. Later hoorden ze, dat Elliott omgekomen was en dat er twee krijgsgevangen waren. Van de anderen was niets bekend. Ze leefden tussen hoop en vrees: zouden ze geholpen worden door de ondergrondse? Mijn moeder wist het zeker: Ian leeft. Mijn vader dacht dat ik dood was. In de kerk werd voor mij gebeden. Kort voor ik in Nederland neerkwam kreeg ik kennis aan een meisje. Madeleine genaamd. Ik had mijn ouders er nog niets van gezegd. Sinds ik vermist werd, is ze iedere zondag op bezoek gekomen bij mijn ouders. Madeleine en ik waren goede vrienden, meer nog niet. In 1946 zijn we getrouwd!!
Na de bevrijding van Zutphen ben ik naar Nijmegen gebracht, toen naar Tilburg en vanaf het vliegveld Gilze Rijen ben ik in burgerkleding teruggevlogen naar het vliegveld Croydon bij Londen. Het bleek, dat ik de dag voor we neerkwamen in Nederland, bevorderd was tot officier.
Kort nadien mocht ik met verlof naar huis. Ik herinner me, dat de boot naar het eiland Wight niet over kon steken, er was een te dikke mist en zo ging ik pas de volgende morgen.
Voor mij was de oorlog ten einde, zo leek het wel. Nog vaak denk ik terug aan die tijd. Ook aan Nederland. Ik overdrijf niet als ik zeg, dat Nederland mijn tweede vaderland is geworden. Waar ik al weer vaak ben geweest. Waar ik veel vrienden heb. Nijverdal was voor mij op de avond van S januari 1945: ergens in Europa. Nu is het: ergens in mijn tweede vaderland.'

Beschieting treinen


Geallieerde vliegtuigen schoten woensdag 6 september 1944 bij Wierden een olietrein in brand.

De geallieerden hebben er in het laatste volle oorlogsjaar steeds naar gestreefd het vervoer van de Duitsers zoveel mogelijk in de war te sturen. Vanaf omstreeks mei 1944 vonden beschietingen vanuit de lucht met de regelmaat van de klok plaats, het reizen per trein bracht dan ook wel degelijk risico's mee. Het was in die tijd gewoonte bij het reizen per trein steeds zoveel mogelijk plaats te nemen in de laatste wagons. Overigens was het toen speciaal voor onderduikers en zij die gezocht werden door de Duitsers heel gevaarlijk per trein te reizen omdat er regelmatig controles werden gehouden in de treinen en op de stations. Veel illegale werkers zijn tijdens het reizen per trein gearresteerd.
Het werd vanaf mei 1944 al snel duidelijk, dat de geallieerde vliegers routine kregen in het beschieten van de locomotieven. Het was bij zo'n aanval uit de lucht vrijwel steeds raak, terwijl de wagons maar zelden











 








Einde bladzijde 46



getroffen werden als het personenvervoer betrof. Dat er ondanks dat toch verschillende doden zijn gevallen is een begrijpelijke zaak.
Wat de spoorlijn Almelo-Zwolle betreft vonden naast de vele vaak weinig resultaat opleverende bombardementen ook beschietingen plaats. Ter
hoogte van Haarle, in het Ravijn, ter hoogte van de G. v.d. Muelenweg en bij 'Halfweg', tegenover de Schapendijk, gemeente Wierden. Bij Wierden vond bovendien een geslaagde beschieting plaats van een olietrein, waarbij niet alleen de locomotief onbruikbaar werd gemaakt maar ook diverse wagons met olietanks in brand werden geschoten. Ook bij Raalte en Heino werden diverse locomotieven buiten werking gesteld.
Wat de beschieting van de trein tussen Nijverdal en Wierden ter hoogte van de Schapendijk betreft, dit vond midden september 1944 plaats, kort na Dolle Dinsdag. Een trein met Duitse marinemensen was op weg richting Zwolle, maar kon niet verder dan Nijverdal komen omdat de tunnel in de Tunnelweg bij Haarle door verzetsmensen was opgeblazen. Terugrijdend richting Wierden werd deze trein door twee Lightnings beschoten, de locomotief werd door kogels doorzeefd. De inzittenden gingen daarna lopend in de richting Wierden, terwijl hun koffers e.d. door de vrachtrijder Tromp uit Hellendoorn met paard en wagen naar Wierden moesten worden vervoerd.
Er vielen bij deze beschieting geen doden. De machinist van de trein was een Nederlander, één van de weinige spoormannen die geen gehoor had gegeven aan het bevel van de Nederlandse regering in Londen om in staking te gaan.

Nieuwjaarsdag 1945: De 'Luftwaffe' viel aan.

De nieuwjaarsmorgen van 1945 zal velen in Hellendoorn en Nijverdal even terug hebben doen denken aan de morgen van de 10e mei 1940, toen ook grote aantallen Duitse vliegtuigen uit oostelijke richting aan kwamen vliegen.
Dat was op deze koude, winterse morgen, de eerste dag van het jaar dat de vrede zou brengen, opnieuw het geval. Vanaf ongeveer half tien 's morgens kwamen grote aantallen Duitse vliegtuigen van allerhande types heel laag uit oost-noord-oostelijke richting, over hel Westerveen aanvliegen met zoals achteraf bleek het doel om via Midden-Nederland vliegend, de geallieerde vliegvelden in Zuid Nederland en België aan te vallen om daarmee het aan de gang zijnde Duitse Ardennen-offensief daadwerkdijk te steunen. Ook op Antwerpen en Brussel, belangrijke geallieerde knooppunten, werden aanvallen uitgevoerd.
De geallieerde legerleiding gaf achteraf een legerbericht uit, dat niet uitblonk in de juiste informatie. Er werd gesproken van een aanval van 400 vliegtuigen, waarvan minstens 193 toestellen werden neergeschoten.
In werkelijkheid hebben omstreeks 850 Duitse vliegtuigen aan deze aanval op 16 vliegvelden deelgenomen, waarbij 200 geallieerde vliegtuigen werden uitgeschakeld en bovendien enkele honderden werden beschadigd. Er gingen boven geallieerd gebied echter minder clan 100 Duitse vliegtuigen verloren, aldus 'Doelwit'.
Wat de geallieerden toen niet wisten is dat veel Duitse vliegtuigen boven bezet gebied door eigen afweervuur zijn neergeschoten. Wonderlijk genoeg, maar waarschijnlijk om geheimhouding van de aanval zo zeker mogelijk te doen zijn, was het Duitse luchtafweer niet ingelicht over deze onverwachte aanval. Tussen de middag is op de grens van de gemeenten Wierden en Hellendoorn een terugkerend Duits vliegtuig neergekomen. Dezelfde dag werd Nijverdal in de middaguren opgeschrikt door een

Einde bladzijde 47

zware ontploffing, die plaats vond tijdens het lanceren van een V-1 op de Nijverdalse Berg. De gevolgen van het voortijdig ontploffen van een V-1 werden zoals te doen gebruikelijk niet officieel bekkend gemaakt, men kon er slechts naar gissen. Wel reden kort na de explosie een aantal militaire Rode Kruiswagens naar de lanceerplaats, wat wees op doden en/of gewonden.

Einde citaat deel bladzijde 48

Via onderstaande route kwam de Halifax terug van een succesvol bombardement op Hannover. Het was die dag onderdeel van een eerste van twee aanvalsgolven vanuit de RAF-basis in Lissett in Engeland. Het toestel kwam drie keer onder vuur van een Duitse jager werd onbestuurbaar en stortte daarna neer bij de Raalterdijk in Haarle. De bemanning was één voor één vanaf Nijverdal, richting Holten en de Haarlerberg reeds met hun parachute gesprongen. Met uitzondering van commandant Alec Elliot die met een half geopende parachute nabij de neergestorte Halifax werd gevonden.

Route Halifax Mk.BIII NR251, 158e sq R.A.F.
Op 5 januari 1945 om 16.45 uur vertrok vanaf RAF-basis Lissett in Engeland de Halifax Mk.BIII NR251 met als missie een bombardement op de stad Hannover in Duitsland. Op de terugweg werd het vliegtuig een tussenpoze van 20 minuten drie keer aangevallen door een Duitse jager(s). Na de laatste aanval, waarbij wonderwel geen bemanning gewond raakte, waren 3 van de 4 motoren, de radio en de radar uitgevallen. Alleen de meest linkse motor draaide nog. Het vliegtuig werd onbestuurbaar, verloor snel hoogte en stortte om 20:15 uur neer naast de Raalterdijk in Haarle. Alleen commandant Alec Elliott kwam om het leven. Hij werd met een halfgeopende parachute bij het wrak gevonden; hij had zijn bemanning voor laten gaan. Hij ligt met zijn vrouw begraven op het kerkhof in Hellendoorn.